De Grootste Kunstenaar
Karin M Visser
Khing, een meesterlijk houtsnijder, maakte een klokkenstoel van edel hout. Toen het klaar was, was iedereen verbluft en zei dat het werk van bovennatuurlijke schoonheid was. Prins Lu vroeg aan de meester houtsnijder: “Wat is je geheim?”
Khing antwoordde: “Ik heb geen geheim; ik ben maar een werkman. Het ging zo: Toen ik begon te denken aan uw opdracht lette ik op mijn geest, en liet die niet afdwalen naar dingen die niet ter zake deden. Ik vastte om mijn gemoed tot rust te brengen. Na drie dagen vasten was ik geld en succes vergeten. Na vijf dagen was ik lof of kritiek vergeten. Na zeven dagen was ik mijn lichaam en ledematen vergeten.
“Alle gedachten aan Uwe Hoogheid en het hof waren vervaagd. Alles wat me van het werk kon afleiden was verdwenen. Ik was gefocust op één enkele gedachte: de klokkenstoel.
“Toen ging ik naar het bos om de bomen in hun natuurlijke staat te zien. Toen de juiste boom voor me opdook verscheen de klokkenstoel erin, duidelijk, zonder enige twijfel. Alles wat ik moest doen was mijn handen uit de mouw te steken en beginnen...”
Waar is de bron van creativiteit? Khing, een creatie van Chuang Tzu, kende de weg. Hij had alleen wat hulpmiddelen nodig om uit zijn gebruikelijk bewustzijn te komen waarin zijn gedachten draaiden om meer wereldse zaken. Hij wist dat hij 'uit de weg' moest gaan, zodat zijn Oog geopend was en hij de ware boom kon herkennen. Dan zouden zijn vaardige handen vanzelf de rest doen.
Alle grote kunstenaars kennen die zeldzame momenten waarop ze boven zichzelf uitstijgen en ruimte maken voor een creatieve vonk die rechtstreeks uit de Bron schijnt te komen; een impuls die hun hand of lichaam in beweging zet om iets tot stand te brengen waar ze later zelf van staan te kijken. 'Het was niet ik die het deed', zeggen ze dan.
Af en toe speel ik piano. Het moeilijkste stuk waarvan ik ooit vier bladzijden kon spelen en er toen een slim eindakkoord aan breide, was Claire de Lune. Maanden en maanden oefende ik op de moeilijke loopjes van de linker hand. Het stuk was zo mooi dat ik volhield. Toen kwam die ene keer, dat ik begon te spelen en de muziek moeiteloos begon te stromen. Ik kan me de gewaarwording en verbazing nog herinneren: 'ik' viel weg, er was alleen nog een wonderschone melodie die ergens anders vandaan leek te komen. Later kon ik de magie door wilskracht niet meer herhalen.
Mijn vingers zijn nu te ongeoefend om dat 'wegvallen' te mogen ervaren, en het is niet meer nodig. Ik heb andere wegen ontdekt om tot dezelfde Oorsprong te komen. De kortste en meest directe weg die ik ken is het Eén meter pad van Douglas Harding. Het hulpmiddel is mijn eigen hand. Ik wijs om me heen en benoem alle dingen die ik daar zie. Dan wijs ik naar mijn eigen gezicht. Ik zie mijn vinger maar waar wijst die naar? Ik heb geen idee wat ik hier zie; ik kan het niet benoemen. Ik zie eigenlijk niets. Niets hier en ontelbare dingen daar. Een woordeloze en mysterieuze Leegte hier en de kakelbonte wereld die er onlosmakelijk in verschijnt. Is deze leegte hier niet als een Canvas waarop mijn hele beleving van dit moment zich afspeelt? Alles wat ik zie en hoor, maar ook wat ik voel en denk?
Ben ik niet zelf de kunstenaar? Een Kunstenaar die op voor haar zelf onbegrijpelijke wijze de wereld creëert? Ben ik niet ook de Schepper achter de schermen, die het Al-één zijn zat is, en wel eens iets mee wil maken? Die op grootse wijze op avontuur gaat en vrienden voortbrengt om dat mee te delen? Die miraculeus zintuigen en sensaties tevoorschijn tovert?
Is dit leven met alles erop en eraan niet een ontdekkingsreis die mijn stoutste fantasieën te boven gaat? Hoe had ik anders geweten wat het betekent om verlies te voelen, of verveling, of een ander liefhebben? Had ik dit wel en wee willen missen voor een staat van onbestemde en oneindige bliss? “Lieverd oh lieverd, je bent God verkleed”, fluistert Hafiz, en “De verschijning van deze wereld is een briljante Tover Truc, alhoewel het een zaak is van Niets tot niets.”
Tovenaar, Truc en Wonder: dat is wat we zijn. Welke creativiteit gaat dat te boven? Wat een blijdschap als deze handen iets moois maken. Maar groter nog de blijdschap dat ze er zijn. Dat ze mijn pen en koffie vasthouden, dat er smaak is en er iets gelezen kan worden. De blijdschap om, zoals De Caussade zegt, “mezelf te geven aan mijn Oorsprong als een glad, schoon canvas, zonder zorgen over wat erop geschilderd wordt en alleen de streek te voelen van het penseel, elk moment weer”.