INTERVIEWS
(zie menu links voor meer)
Interview met Douglas Harding, maart 1997
Deelnemers aan de online Hoofdloze Weg discussiegroep (lookforyourself) bezorgden Richard Lang verschillende vragen om te stellen aan Douglas Harding in een interview. De vragen gingen over de plaats van individualiteit in de context van zijn wie we werkelijk zijn, de plaats van gebed (en overgave van de wil) en de plaats van gevoelens (en liefde). Hier is een transcriptie van het interview.
Vraag: “Betekent het onderzoek en ontdekking van wie ik psychologisch ben iets voor jou en hoe past het bij Zien, bij wie ik werkelijk ben? Is het belangrijk om zich als individu te ontwikkelen zolang ik niet vergeet wie ik werkelijk ben?”
D. H.: Het komt me voor dat er twee betekenissen zijn voor de uitdrukking “Wie ben ik?” De ene is wie ik centraal ben, in mijn wezen, en de andere is wie ik ben als mens – hoe ik ben als mens, wat mijn temperament is, wat is het gepaste beroep voor mij, enzovoort? Als ik negeer wie ik werkelijk ben en alleen kies voor wat Douglas is, lijkt het me dat ik behoorlijk in het duister blijf over wat Douglas is. Ik ben slachtoffer van allerlei spelletjes, illusies en sociale conditionering die Douglas voor mij verduisteren. Maar wanneer we zien wie we werkelijk zijn denk ik dat één van de uitvloeisels daarvan is dat we meer authentiek worden als mens, natuurlijker, meer onszelf. Ik heb opgemerkt bij mijn vrienden, die heel helder zien en dit heel sterk waarderen, dat zij niet ophouden met menselijk interessante individuen te zijn, maar dat dit versterkt wordt. Mijn ervaring is dat het beste wat je kunt doen om echt mens te zijn, echt individueel en authentiek als een mens in de wereld, is te zien wie je werkelijk werkelijk bent. Als je wie je echt bent negeert ten voordele van dat menselijk ding, dan lijdt dat menselijk ding.
R. L.: Ben je het ermee eens dat het op menselijk vlak belangrijk is om te ontdekken wie je bent en wie je niet bent?
D. H.: Ja, maar ik zou zeggen dat het niet zo eenvoudig is om dit rechtstreeks te doen. Ik zou zeggen dat het belangrijk is om te ontdekken wie je menselijk bent, maar niet als een apart onderzoek. Het is een uitvloeisel, een bijproduct van wie je werkelijk bent. Totdat ik weet wie ik werkelijk ben weet ik niet wie Douglas is als Douglas. Ik denk dat ik veel waardevollere inzichten in mezelf krijg, een veel authentieker persoon word in de mate dat mijn centrale interesse die persoon niet is.
R. L.: Hoe zou dat komen?
D. H.: Ik denk dat ik wat onnozel ben! Mijn geheim is dat ik maar één antwoord heb op alle vragen: kijk wie de vraag stelt! Dus is het eigenlijk een heel eenvoudige vraag om te beantwoorden. Ik zeg dat het beste wat ik voor Douglas als persoon kan doen, om hem authentieker te maken, nuttiger in de wereld, menselijker, individueler, wel, richt je daar niet op. Als je je daarop richt dan speel je een spel. Als je je richt op zien wie je werkelijk, werkelijk bent, dan zal dat zorgen voor je menselijkheid. En dat is niet alleen van toepassing op Douglas Harding. Ik heb het opgemerkt bij mijn vrienden – vrienden die belang hechten aan wie ze werkelijk, werkelijk zijn – zij zijn zo verschillend. Het heeft hen niet tot klonen gemaakt of replica’s van een of ander spiritueel ideaal. Zij blijven heel individueel – in feite nog meer individueel.
R. L.: Zeg je dat je natuurlijke individualiteit naar buiten komt als je je in geen enkel opzicht moeit?
D. H.: Ja, dat zeg ik. En het is belangrijk dat zij naar buiten komt, maar je moet je er niet op richten als aparte oefening. Wanneer je ziet wie je werkelijk bent verlies je in zekere mate je interesse voor hoe je overkomt bij mensen. Je bent verlost van die constante bezorgdheid of je indruk maakt op mensen of niet, of je persoonlijkheid voldoet of niet. Ik denk echt dat de menselijke persoonlijkheid veel beter is wanneer je de spanning wegneemt en geïnteresseerd geraakt in je ware aard.
Ik denk echt dat het belangrijk is om te ontdekken wie je bent als menselijk wezen. De kwestie is: hoe doe je dat? Ik denk dat direct onderzoek, in onwetendheid over wie je werkelijk bent, niet erg vruchtbaar zal zijn.
R. L.: Maar jij weet bijvoorbeeld dat je een schrijver bent.
D. H.: Maar dat is, denk ik, een heel oppervlakkig iets, niet?
R. L.: Maar daarover gaat de vraag.
D. H.: Wel, ik zie wie ik ben en stel vast dat ik erover schrijf. Maat het schrijven volgt uit het zien.
Vraag: “Ik heb me dikwijls afgevraagd waarom Douglas zelden spreekt over het gebed. Het brengt me in de war omdat bidden een normaal onderwerp is in religie, misschien zelfs een universeel onderwerp. Waarom spreek of schrijf je zo zelden over het gebed?”
D. H.: Wel, we moeten onderscheid maken tussen twee soorten gebeden. Er is een soort gebed dat verzoekend is: vragen dat mijn buikpijn minder wordt of dat het beter weer wordt, of dat iemand zou stoppen om mij slecht te behandelen. Dat soort smekend gebed interesseert me niet en ik denk niet dat het effectief is. Ik veronderstel dat het dat mogelijk wel is voor bepaalde mensen. Het zou als een soort magie kunnen werken als je gelooft in een voorzienigheid daarbuiten die deze magie voor jou zal doen werken. Maar voor mij werkt dat niet.
Het andere soort gebed is helemaal anders, het is als volgt. Stel dat ik gezondheid wens voor iemand waar ik heel veel van houd, of mijn eigen gezondheid, of mijn eigen vaardigheid om mijn job te doen, dat soort zaken – die allemaal echt een verzoek verdienen – maar op het einde voeg ik altijd toe: “Uw wil geschiede.” Dat zou me wel bevallen, maar niet mijn wil maar Uw wil geschiede. Dan stelt zich de vraag wie tot wie aan het bidden is? En in absoluut laatste instantie is het natuurlijk wie jij werkelijk bent die een gesprek voert met wie jij werkelijk bent. Het is een soort intern proces binnen je ware identiteit, en niet enkel belangrijk, maar onmisbaar. Toen ik in het ziekenhuis lag met pijn, en hele erge pijn voor mij, geloof ik dat ik een heleboel van dergelijke gebeden gezegd heb.
R. L.: Hoe komt het dat je er zelden over spreekt of schrijft?
D. H.: Ik schrijf er zelden over omdat ik niet geloof dat het iets is dat echt bij me opkomt. Ik zou het eigenlijk niet echt gebed noemen. Gebed heeft al die andere connotaties van vragen om gunsten, en dat doe je niet. Je vraagt niet echt om gunsten. Ik denk dat je vanzelfsprekend minder pijn zou willen hebben en meer vreugde en voor je beminden een betere gezondheid en geestesgesteldheid. Dat soort wensen is een soort gebed, veronderstel ik, maar het moet het soort gebed zijn dat het echte soort gebed is – wat ik zou beoefenen. Niet over schrijven maar beoefenen, wat betekent “Uw wil geschiede desondanks.” In het boek ‘Head Off Stress’ maak ik onderscheid tussen drie dieptes van willen. Eerst is er de oppervlakkige versie, dat wat ik wil. De tweede is wat ik echt wil, en dat kan heel verschillend zijn van wat ik denk dat ik wil en mijn gedrag kan weerleggen wat ik denk dat ik wil. Je hebt de oppervlakkige wil, je hebt de diepere psychologische wil die het tegenovergestelde kan zijn van wat je denkt dat je wilt. En je hebt je diepste wil, die de wil is van wie je werkelijk bent, en hier geldt de slagzin “Uw wil geschiede”.
Vraag: “U hecht nu meer belang aan gevoelens en het hart dan vroeger. Is er iets dat deze verschuiving van zien naar zien met gevoel in gang zette? Zijn er duidelijke oefeningen die anderen kunnen helpen om te zien en te voelen, zoals de klassieke zovelen geholpen hebben om te zien? Zoniet, hoe zouden deze ontwikkeld kunnen worden?”
D. H.: Ik denk dat we een duidelijk onderscheid moeten maken tussen zien en voelen. Ik denk dat de kern van het oprechte zien is dat je het kunt hebben als je het wilt. Je kunt altijd een blik werpen op wie je werkelijk, werkelijk bent, in elke stemming, hoe goed of slecht je je ook voelt. Dat geldt niet voor het voelen. Ik kan geen gevoel hebben op commando. Ik kan niet zeggen dat ik dit gevoel ga hebben. Als je dat doet en het lijkt te werken, dan is het gevoel niet echt, het is zelfmisleiding. Ik denk dat voelen spontaan is of niets. Als het niet van nature tot je komt, als het kunstmatig is, dan is het de moeite van het hebben niet waard. Dus oefeningen met het doel om liefde en zo te cultiveren – wel, ik weet dat de Boeddhisten ze doen. Ze sturen liefdevolle gevoelens uit in alle richtingen, sturen golven van liefde door de kosmos, daar heb ik geen kritiek op. Maar het is mijn pad niet en het lijkt een aspect van kunstmatigheid te hebben dat de hele zaak afzwakt. Maar ik wens hen succes als ze dit kunnen. Het is niet mijn pad.
Oefeningen om de zachtheid van het hart te cultiveren. Ik denk dat wat we kunnen doen is het feit opmerken dat, wanneer we opgroeien van kinderen tot tieners en volwassenen, ons zwaartepunt stijgt van ons hart en onze buik naar ons hoofd. We worden koppig, hardhoofdig, en gecentreerd hier, in het intellect, in intelligentie en kennis en zo. En we verliezen het contact met onze gevoelens en hart. Wanneer we zien wie we werkelijk zijn en onze hoofdknop verliezen gaat het zwaartepunt omlaag. Wat we kunnen doen, denk ik, is het feit observeren dat dit gebeurt en toelaten dat het gebeurt, aandacht geven aan dit dalen. Er is een experiment dat hierbij kan helpen op het vlak van gevoel: hou je armen voor je uit en geef aandacht aan wat je daartussen ziet. Dit is tunnelvisie, vooral wanneer je kijkt naar die gast in de spiegel of kijkt naar één van je problemen, op een extreem enge en zelfzuchtige manier. We zijn alleen bekommerd om ons eigen welzijn hier en de wereld is van geen belang behalve als hij een invloed heeft op het centrale object van belang, en dat is je menselijke toestand. We blijven vooruit kijken en spreiden onze armen en ons zicht, totdat onze armen bijna verdwijnen. We kunnen met onze vingers wiebelen om te zien hoe ver ze kunnen gaan en toch nog zichtbaar zijn. Kijk naar andere vrienden die dit doen en zij omarmen enkel een klein deel van de kamer. Maar kijk naar jezelf als Eerste Persoon en je hebt de hele wereld in je handen. Afgaand op het aanwezige bewijs, terwijl ik recht vooruit kijk, lijkt het me dat mijn linkerhand en mijn rechterhand zo ver uiteen zijn als Oost van West. Ik omarm de wereld. Dit is een oefening die we doen in workshops en ik denk dat ze op dit vlak helpt. Het is de enige oefening die ik kan bedenken, die zich specifiek richt op gevoelens. Maar observeren, toelaten dat het zwaartepunt echt zinkt, dit begrijpen, gewoon worden aan dit idee, dat helpt. Een andere zaak is dit: blijf zien, trek je niks aan van voelen. Ik zie dat ik verdwijn ten voordele van jou op dit moment. Ik zie dat dit gebeurt. Maar het heeft implicaties voor het voelen, omdat het betekent dat ik wijd opengebroken ben voor jou. Het zien en het voelen zijn dus diep verbonden. Maar specifieke oefeningen alleen voor het voelen zijn, denk ik, niet aan te raden – zij bouwen een soort ersatz op, die niet echt overtuigend is.
Je denkt misschien dat het mogelijk is om niet alleen te zien wie je bent maar om in deze toestand te blijven (zodat het zien volgehouden wordt en je echt thuis bent en bewust van je afwezigheid, je helderheid, je openheid) en toch een hart te hebben dat afgesloten is van de wereld. Ik denk dat niet. Ik denk wel dat, als je erin slaagde om hier thuis te blijven, je hart zich zou openen. Die vrienden die misschien opgemerkt worden door hun gebrek aan tederheid – en ik ben zelf door dat specifieke stadium gegaan – zijn al tevreden met korte bezoeken. Ze hebben zich niet thuis gevestigd. Als ze dat wel gedaan hadden, denk ik dat hun harten zich geopend zouden hebben als bloemen in de zon.