HET GEZICHTSSPEL

Douglas E. Harding

(Dit is een samengevatte en geactualiseerde versie van een artikel met dezelfde titel, dat voor het eerst gepubliceerd werd door Eric Berne in ‘the Bulletin of the International Transactional Analysis Association’, april 1967)

1. Onze stelling

Dit essay stelt dat:

(a) Alle ‘spelletjes die mensen spelen’ voortkomen uit één basisspel, dat wij het Gezichtsspel noemen.

(b) Spelvrij zijn betekent stoppen met het Gezichtsspel te spelen, en dit krijgt (in religieuze context) verschillende benamingen : Bevrijding, Zelfrealisatie, Ontwaken, Verlichting.

2. Definitie van het Gezichtsspel

Dit is het spel dat vrijwel iedereen speelt (uitzonderingen zijn onder andere kinderen, sommige mentaal gehandicapten en schizofreniepatiënten, en Zieners), waarbij de speler voorwendt dat hij een gezicht heeft op de plaats waar hij geen gezicht heeft, dat hij op 0 cm afstand is wat hij lijkt te zijn op laten we zeggen 10 cm afstand.

3. Vóór het Spel

Het kost het opgroeiende kind jaren om het Gezichtsspel grondig te leren en om het met overtuiging te spelen. In de volgende voorbeelden moet de les nog geleerd worden : het kind is nog altijd (voor een ogenblik in ieder geval) even gezichtsloos als bij de geboorte.

Aan Carlos (1 jaar en 7 maanden) wordt op een feestje gevraagd om de verschillende ooms en tantes aan te wijzen. Hij doet dit bij elk om beurten zonder fout. Dan vraagt iemand hem waar Carlos is. Hij wuift doelloos met zijn handjes – een beweging die lijkt te zeggen dat hij overal is. Carlos kan Carlos niet vinden. In diezelfde periode, als hij berispt wordt omdat hij een stoute jongen is, protesteert hij niet tegen het feit dat men hem stout noemt, maar zegt hij wel dat hij geen jongen is. Later vertelt hij zijn grootmoeder dat hij een jongen is.

Joan (2 jaar) moet zich gaan wassen. Zij gaat naar de badkamer en begint haar gezicht te wassen – het gezicht in de spiegel.

Simon (2), wanneer hem gevraagd wordt waar Simon is, wijst recht naar buiten.

Johnny (2 jaar en 3 maanden) vraagt zijn moeder om een tekening te maken. Zij tekent een hoofd in de vorm van een cirkel en vraagt : ‘Wat nu ?’ Hij vraagt om de romp te tekenen, dan de broek, voeten, handen (maar geen armen). Dan wil hij ogen, dus zijn moeder tekent twee ogen. Maar hij wil er meer en meer tot het hele gezicht overdekt is met ogen. Dan verklaart hij de tekening voltooid.

Andrew (3) heeft een ongeval gehad. Als hij naar zijn vriend gaat neemt hij een spiegel mee om hem de hechtingen in zijn gezicht te tonen.

Stephen (3 jaar 6 maanden), staat in het bad, kijkt omlaag naar zijn lichaam en roept uit : ‘Mama, ik heb geen hoofd !’

George (5) zegt ja, wanneer men hem vraagt of hij een broer heeft. ‘Dan heeft die ook een broer ?’ ‘Natuurlijk niet !’

Mary (5) vraagt moeder waarom zij en zijn zus hoofden hebben, en hij niet. Wijzend naar zijn hoofd verklaart hij : ‘Maar ik heb geen hoofd hier.’

Op de vraag waar zij het meeste denken, antwoorden de meeste kinderen in de klas : ‘In onze hoofden.’ Peter (7) zegt dat hij denkt in zijn rekenboek.

Susan (8) is een zwart meisje in een blanke school. Haar onderarmen en handruggen doen pijn, ze heeft geprobeerd om ze wit te schrobben. In deze fase is haar gezicht geen probleem.

Caroline (9) zit met haar familie rond de tafel te kaarten. Zij begrijpt niet waarom haar moeder zo aandringt dat ze zichzelf moet meetellen als ze de spelers telt.

Hakim schrijft over zichzelf op de leeftijd van 10: ‘Ik wist dat mijn armen en lichaam zwart waren, ik kon ze zien, maar ik zwoer dat mijn gezicht blank was en als zij (Shirley Temple) me ooit zou ontmoeten, dat ze mijn liefde dan zou beantwoorden.’

John (11) probeert – zonder succes – aan zijn ouders uit te leggen dat hij ‘de ruimte is waarin al deze dingen gebeuren.’

Merk op dat er in feite twee heel verschillende soorten van gezichtsloosheid opduiken in deze voorbeelden. De eerste – pure gezichtsloosheid – kan omschreven worden als : je eigen aanwezigheid over het hoofd zien (bijvoorbeeld Caroline). De tweede – bewuste gezichtsloosheid – kan omschreven worden als je eigen afwezigheid zien (bijvoorbeeld Stephen). Hoe kort en onregelmatig ook, dit inzicht is een echt voorproefje van de Bevrijding of Verlichting van de Ziener, wat ook beschreven wordt als ‘opnieuw worden als een klein kind’.

4. Leren spelen

Het jonge kind is gezichtsloos en het leren doen alsof is een lange en ingewikkelde kwestie, die vrijwel vanaf de geboorte begint en nauwelijks voltooid is als tiener. Er zijn drie manieren om het Spel te leren en zij vullen elkaar aan en versterken elkaar. Ze zijn allemaal door en door oneerlijk.

(1) Hier een gezicht bouwen

(2) Een gezicht importeren van elders

(3) Erop uitgaan om een gezicht te vinden

(1) Hier een gezicht bouwen

Dit is een niet-visuele manier, die bouwt op de fundering van aanraking, spierbewegingen en -spanning, sensaties van warmte, koude, pijn, enzovoort. Vanaf de geboorte wordt het gezicht van de baby gekust, betast, gevoed, gewassen en in het algemeen wordt er drukte over gemaakt en wordt het behandeld alsof men de inherente vluchtigheid ervan moet goedmaken en het verder moet belichamen. Te zijner tijd worden er verschillende kinderspelletjes aan toegevoegd, met manipulaties van het gezicht en waarbij opzettelijk de aandacht van het kind wordt getrokken naar hoe het eruit ziet – voor andere mensen. Ook op school gaat dit werk verder (De leraar : ‘Stel je voor dat onze vingers auto’s zijn. Dan kunnen we een ritje maken rond onze wangen !’)

Naarmate je opgroeit neemt de behoefte om je gezicht te belichamen eerder toe dan af. De locatie wordt nog meer bewerkt, getuige de rituelen van regelmatig wassen, tanden poetsen, haar borstelen, je gezicht besmeren en opmaken en herstellen, scheren, rommelen met brillen, roken (ik moet hier een gezicht hebben om deze grote pijp in te steken, om al deze rook uit te laten kronkelen !).

Hoe succesrijk is de methode ? Wat voor gelaatstrekken brengt ze voort, niet in de schijn van het Spel, maar in werkelijkheid ?

In plaats van een antwoord te fantaseren kunnen we de kwestie beter uittesten. Betast je gezicht nu zoveel je wilt. Kan je op je schouders een massieve, ondoorzichtige, gekleurde bol construeren, zoals je die ziet op de schouders van anderen ? En, als je die geconstrueerd hebt, kan je er dan in verblijven ? Zo ja, hoe is het dan daarbinnen ?

Is deze eerste methode om hier een gezicht proberen te bouwen, op de plaats waar jij bent, geen volledige mislukking ? Het is de truc van het Gezichtsspel om het anders voor te stellen.

(2) Een gezicht importeren van elders

Wat je nodig hebt maar zelf niet kunnen maken, voer je in. Dat is waar de spiegel zijn intrede doet.

In het begin negeert baby de andere baby achter het glas. Maar weldra begint hij te spelen met zijn kleine vriend. Mettertijd leert hij dat dat gezicht ‘echt’ zijn eigen gezicht hier is, vóór het glas. In zijn verbeelding reikt hij ernaar, bevrijdt het van het glas, trekt het naar zich toe terwijl hij het vergroot, draait het rond en drukt het tenslotte op zijn gezichtsloosheid. Wat een reeks onmogelijke trucjes – om jezelf mee voor de gek te houden !

(Om te testen hoe efficiënt je het Gezichtsspel speelt, kijk in de spiegel van je badkamer. Als je iemand in die tweede badkamer achter het glas ziet, die met strakke blik in jouw lege badkamer staart, dan speel je slecht of helemaal niet. Als je eenvoudig jezelf ziet, dan speel je goed.)

(3) Erop uitgaan om een gezicht te vinden

Als mijn gezicht echt ergens op een afstand is en ik kan het, als ik eerlijk ben, noch hier opbouwen door het te voelen, noch het hier thuisbrengen van ergens anders met behulp van mijn spiegel, dan lijkt het dat ik ernaar op zoek moet gaan buiten mezelf. Als ik geen mogelijkheid heb om mijn gezicht waar te nemen, dan moet ik op één of andere manier in de positie komen van diegenen die dat wel kunnen.

Dat is in het begin natuurlijk onmogelijk. Het kind is eerst geheel op zichzelf gericht. Het neemt de wereld op zoals die gepresenteerd wordt. Maar zijn geleidelijke en veelzijdige ontwikkeling naar een volwassen mens houdt de groei in van zijn vermogen om zijn centrum te verschuiven naar andere waarnemers en zichzelf te beschouwen als hun object, vanuit hun gezichtspunt. Dit is de cruciale zet in het Gezichtsspel . Opgroeien is het Spel beter leren spelen, en dat betekent verder en verder uit je huid leren springen (bij wijze van spreken, hier) zodat je je huid kunt zien (echt, daar).

Beschouw de volgende Ontwikkeling van de Speler, in zes korte scènes.

(a) Baby Carlos kan zichzelf op het feestje niet definiëren. Nog niet opgesloten in een lichaam is hij vrij, onbegrensd. Gezichtsloos heeft hij geen zorgen over hoe hij eruit ziet voor anderen, dus gedraagt hij zich onzelfbewust, spontaan, en handelt zonder aanzien des persoons.

(b) Maar deze onschuldige fase is al aan het voorbijgaan, want Carlos wordt er meer en meer op gewezen dat zijn ouders betekenisvol in zijn richting kijken – kwaad of goedkeurend kijkend, liefhebbend of onaangenaam, naar iets en niet naar niets.

(c) Opgegroeid tot jongen bezoekt Carlos een ander feestje. Hij is aan beurt in een spelletje. Deze keer wordt hij plots geconfronteerd met een kring van gezichten en begint hij te blozen en te stotteren. Hoe zien deze kritische, gedachten-verbergende maskers hem ? Ze houden hem voor een verlegen jongen en hij neemt hun oordeel over. Niet langer wijd en vrij en in niets gelijkend op hen, ziet hij zichzelf nu door hun ogen als één van hen – en een heel onbekwame bovendien.

(d) Enkele jaren later is het een heel andere Carlos die met grote stappen in dezelfde kamer rondloopt – een Carlos die geleerd heeft om het Gezichtsspel te spelen met zoiets als plezier. Deze keer doet hij zijn optreden vol vertrouwen (wie dit optreden doet en waarvan het het optreden is wil hij niet weten). Al wat hij zegt en doet is bedoeld om indruk te maken, niet om iets uit te drukken. Want hij is daar, buiten zichzelf, onder de indruk van deze knappe en charmante jonge Carlos. De anderen zijn minder onder de indruk. Eigenlijk zijn ze wat verlegen. Ze voelen de valsheid van het spel. Zij genieten niet van het spektakel van de naar erkenning hunkerende jonge Carlos, die nu excentrisch en buiten zichzelf is, zodat hij zich naar zichzelf kan keren in plaats van naar hen.

(e) Nu speelt Carlos, aardig opgeschoten, het Spel meer dan ooit en op een veel grotere schaal. Het aantal medespelers om mee geconfronteerd te worden en te imponeren is enorm gegroeid. Zijn televisiegezicht is bekend in een miljoen huiskamers. Maar zelfs dan verliest hij. Zijn honger naar erkenning groeit sneller dan de voeding. Bovendien, ondanks al zijn trucjes, vindt de kritische kijker hem meer onecht dan ooit. In werkelijkheid zegt hij : ‘ik ben niet wat ik ben, maar wat ik lijk te zijn.’ Hij is van zichzelf vervreemd.

(f) Hij kan nog beter spelen nu, en nog duidelijker ziek worden; of het Spel minder ernstig nemen en het op één of andere manier klaren tot hij sterft. Laat ons optimistisch veronderstellen dat hij een gemiddelde speler is: want de maatschappij is zowel gezicht-makend en gezicht-nemend. Het werkt, tot op zekere hoogte.

Toch is het maar een spel, een voorwendsel, dat in volle gang gehouden wordt door de verborgen voordelen, die het voortbrengt. Het overplakt onze gevreesde Leegte; het stelt ons in staat om de ware intimiteit en liefde te vermijden, waarvan die leegte de grond is. Maar deze voordelen zijn maar schijn: als onze Leegte niet positief erkend wordt, zal ze zich op negatieve en uiteindelijk rampzalige wijze doen voelen. Om echt op te groeien, vrij en op ons gemak en natuurlijk te zijn, om heel gezond te zijn, zelfs om heel praktisch te zijn, moeten we stoppen met spelen.

5. Mislukken in het Spel

Veel mensen leren het Gezichtsspel nooit spelen met kunde en overtuiging, en sommigen slagen er zelfs nooit in om het hoe dan ook te spelen. Als ze er niet in slagen of weigeren om zichzelf te aanvaarden volgens het oordeel van de wereld, worden ze schizoïde of schizofreen genoemd. Het is te begrijpen dat de discrepantie tussen de gezichtsloosheid, die ze in het centrum vinden en het gezicht dat iedereen daarbuiten daar vastberaden op wil bouwen hen teveel wordt.

Jung zei dat de schizofrene ophoudt met schizofreen te zijn als hij het gevoel heeft dat hij begrepen wordt; en één van de behandelingswijzen bestaat erin om de symbolische taal van de patiënt (met onvolmaakte oprechtheid) over te nemen. Maar als de therapeut zelf bedankt heeft voor het Gezichtsspel , kan hij in sommige gevallen veel voor de patiënt doen door, met volmaakte oprechtheid, de visie van de patiënt op zichzelf te bevestigen. Herbert, bijvoorbeeld, ziet zichzelf als doorschijnend, een vacuüm, gemaakt van glas of ijle lucht : de mensen kijken recht door hem heen. Hij is leeg, ongeboren, dood, gewichtloos, discontinu in de tijd, hoofdloos, gezichtsloos, zonder lichaam, zonder persoonlijke identiteit, hij ligt overhoop met wat hij ziet in de spiegel, hij verschilt behoorlijk van dat hatelijke zelf dat mensen hem trachten op te dringen. Wel, dit alles is (rekening houdend met wat wijzigingen in het taalgebruik) in wezen waar en zelfs vanzelfsprekend voor iedereen die het Gezichtsspel niet meespeelt. Herbert is te gezond van geest om goed af te zijn. Hij moet het Spel begrijpen dat anderen spelen: zij (of ten minste zijn therapeut) moeten stoppen met het te spelen. Zijn genezing is de hunne.

6. Het Spel stoppen

Gezichtsloosheid komt zelden uit het niets tevoorschijn. Noch is het waarschijnlijk dat je het verwerft door studie, of zelfs door in je eentje doe-het-zelf meditatie te doen. Normaal wordt het overgedragen. Het is makkelijk te begrijpen waarom. Het Gezichtsspel is in wezen een interactie, een sociale infectie, en daardoor heel besmettelijk. En zo is ook het Spel stoppen heel besmettelijk. In het gezelschap van spelers met een stalen gezicht spelen we het hardst. In het gezelschap van de gezichtslozen – dieren, idioten, jonge kinderen – verflauwt ons spel en denken we er niet meer aan om speciale gezichten op te zetten. In het gezelschap van een Ziener kan het gebeuren dat we onszelf tijdelijk helemaal ont-gezicht ervaren – zo besmettelijk is zijn darshan – zijn gezichtsloze nabijheid.

Als ik bedank voor het Gezichtsspel zullen sommige mensen rondom mij al de neiging hebben om te volgen, al is het best mogelijk dat hun eerste reactie is om hun spel op te voeren als zelfverdediging. Hoe sleept mijn ophouden met spelen hen nu juist onvermijdelijk mee en helpt het hen misschien om hetzelfde te doen ? Er zijn drie stadia van interactie. (Het heeft geen zin het volgende enkel te lezen. Zet je van aangezicht tot aangezicht tegenover iemand - en kijk of je echt aangezicht-tot-aangezicht bent.)

(1) Ouder – kind

Veronderstel dat ik tegenover jou zit en het Spel speel – doe alsof de opstelling symmetrisch is. Ik tel twee – twee paar ogen, twee monden, twee neuzen, twee gezichten. We passen bij elkaar. Dat betekent dat ik opgesplitst ben : een deel van mij ziet jouw gezicht daar, terwijl het andere deel druk bezig is met een gelijkaardig object hier uit te denken. Het resultaat van deze opsplitsing is dat ik eerder vluchtig kijk naar jouw gezicht dan het echt te zien. En ik neem het zeker niet over. Ik heb een volmaakt goede versie hier voor mezelf, dank je ! Dus gooi ik jouw gezicht terug naar jou, waardoor het voor jou bijna onmogelijk is om dit te weigeren. Dit is wat je ouders en wij (als surrogaatouders) voor jou doen: het feit dat wij gezichten dragen zorgt er bijna zeker voor dat jij er ook één zult dragen.

(2) Kind – ouder

Stel je nu voor dat ik me terugrek uit het Spel, terwijl ik nog steeds tegenover jou zit. Dan is de opstelling voor mij totaal asymmetrisch, gezicht tegenover geen-gezicht, jouw aanwezigheid tegenover mijn afwezigheid. Dat betekent dat mijn aandacht onverdeeld is : zoals een kind laat ik me leiden door wat ik zie, zonder er zaken bij te bedenken. Het resultaat is dat ik jou echt zie, levendig en met een minimum aan subjectieve verstoring. En nog helderder zie ik Mezelf als dit lege scherm waarop jij nu de ster bent. Het is me een waar genoegen om jou je gezicht af te nemen !

(3) Volwassene – volwassene

Veronderstel nu dat je opgewekt weggeeft wat ik sowieso toch neem. Dan zul jij op jouw beurt zien dat je open gebouwd bent. Er is geen confrontatie; we staan niet langer tegenover elkaar. In plaats daarvan zijn we verenigd. Dit is de feitelijke basis, de essentiële fundering van elke echte Volwassene – Volwassene relatie.

Maar de afloop kan minder gelukkig zijn : het laatste wat veel mensen willen is bevrijd te worden van hun gezichten, en de spelvrije intimiteit die daarbij hoort.

7. Weerstand

Eén van de kenmerken van een spel (een spel in de technische zin, zoals gedefinieerd in de Transactionele Analyse) is dat wanneer een speler het risico loopt om zich bewust te worden van zijn spel en de tot nog toe onbewuste motivatie ervan, hij waarschijnlijk angstig zal worden. Hoe harder hij speelt en hoe groter de verborgen voordelen zijn die hij door het spel verkrijgt, hoe groter zijn angst of boosheid waarschijnlijk zal zijn als die voordelen in het gedrang komen.

Dit alles is ook opmerkelijk goed van toepassing op het Gezichtsspel . Reacties bij blootstelling aan dit Spel zijn uiterst verschillend. Mensen die, in hun kindertijd of door het niet kunnen voldoen aan de sociale norm, het Spel niet met gemak hebben leren spelen, zijn over het algemeen opgelucht als ze het beginnen op te geven. Anderzijds zijn mensen, die veel tijd en inspanning geïnvesteerd hebben in gezichtsbouw en (zogenaamd) gewonnen hebben door de eruit volgende sociale voordelen, geneigd om eender welke actie te proberen die mogelijk de dreiging wegneemt van hun zuurverdiende gezichten.

Stel bijvoorbeeld dat mijnheer Zwart bedankt voor het Spel en weigert om het verder te spelen met mijnheer Wit, die een fervent speler is. Wanneer Zwart (misschien onverstandig) probeert om het Spel uit te leggen en te verklaren waarom hij ermee kapt, doet Wit Zwart af als onbegrijpelijk, excentriek, of gewoon gek. In elk geval zal het resultaat van de goedbedoelde inspanningen van Zwart zijn dat Wit geprikkeld wordt om harder te spelen. Het kan ook zijn dat Wit echt geshockeerd is en in dat geval zal zijn houding tegenover Zwart de neiging vertonen om te degenereren naar een eigenaardig mengsel van verwarring, begrip en fascinatie. Hij probeert Zwart te ontlopen maar zonder succes. Hun vriendschap schijnt dood te lopen. (In werkelijkheid zal ze, als alles goed loopt, nu pas echt beginnen).

Hier is nog een dramatischer voorbeeld,. Normaal gaat de Zenmonnik heel graag naar zijn dagelijks gesprek met zijn meester Roshi; maar als hij op de rand van Satori komt, kan het zijn dat hij gedragen moet worden, tegenstribbelend, naar Roshi, wiens aanwezigheid hij kost wat kost wil vermijden. Over het algemeen zal de leerling, die zijn Origineel Gezicht begint te zien (zijn Gezichtloosheid, zijn Leegheid) onverwachte weerstanden tegenkomen. Zijn angst bij de confrontatie met deze hindernis wordt geëvenaard door zijn vreugde en opluchting als hij doorbreekt naar de eenvoudige waarheid van zijn helderheid.

8. Ons Oorspronkelijk Gezicht

‘Je Oorspronkelijk Gezicht zien’ is in Zen één van de synoniemen voor Verlichting. ‘Zie hoe je eigen gezicht er op dit moment uit ziet – het Gezicht dat je had vóór je ouders geboren waren.’ is de boodschap van Hui Neng, de eigenlijke Stichter van Zen. Ons Oorspronkelijk Gezicht is absoluut zonder kenmerken. Het is te begrijpen dat deze leer de jonge Tung-shan (807 – 869), stichter van Soto Zen, met verstomming sloeg. Het moment van zijn Verlichting was toen hij zijn weerspiegeling zag in een vijver. In onze woorden : hij ontdekte zijn menselijk gezicht daar beneden, in het water, en zijn niet-menselijk Gezicht, zonder kenmerken, boven het water. Hij keek naar zichzelf alsof het de eerste keer was en nam ernstig wat hij zag – zonder kritiek – in plaats van er spelletjes mee te spelen. ‘Als gedachten tot zwijgen gebracht worden’, zegt een latere Zenmeester, ‘dan verschijnt het Oorspronkelijke Gezicht.’

Andere religieuze tradities, zoals Taoïsme, Hindoeïsme (Advaita), Islam (Soefisme) en mystiek Christendom hebben hun eigen versies van het Oorspronkelijk Gezicht. Zij zijn het erover eens dat ik deze Leegte, die hier in het Centrum van mijn universum ligt – en gevuld is met dat universum, moet zien, niet alleen erkennen. Het is niet zo dat ik even gezichtsloos, onlichamelijk, vrij moet worden als ik was in de wieg; maar eerder dat ik zie dat ik altijd zo geweest ben en altijd zo zal zijn, of ik nu de eerlijkheid heb om het te erkennen of niet. En dit is tenslotte ook logisch : de spelvrije baby heeft hier overduidelijk gelijk.

9. De vijf Stadia van het Spel

(1) Zoals elk dier is het pasgeboren kind – voor zichzelf – Niets, gezichtsloos, vrij, niet gescheiden van zijn wereld, eerste persoon zonder het te beseffen.

(2) Het jonge kind is geneigd, zoals we zagen, om zich bewust te zijn (hoe kort en onderbroken ook) van zichzelf-zoals-hij-is-voor-zichzelf – gezichtsloze Openheid. Toch wordt hij zich ook in toenemende mate bewust van zichzelf-zoals-hij-is-voor-anderen : een heel bijzondere en al-te-menselijke derde persoon, compleet met hoofd en gezicht. Beide visies op hemzelf zijn geldig en nodig.

(3) Maar naarmate het opgroeiende kind het Gezichtsspel leert, zal zijn aangeleerde visie op zichzelf-van-buitenuit zijn aangeboren visie van zichzelf-van-binnenuit overschaduwen en uiteindelijk uitwissen. In feite groeit hij neer, niet op. Eerst bevat hij de wereld; nu bevat de wereld hem – het kleine beetje dat er van hem over is. Hij aanvaardt ieders mening over hoe het is waar hij is, behalve zijn eigen mening. Hij is niet langer eerste persoon. De gevolgen laten zich raden. Gekrompen van het Geheel zijn naar een onbeduidend deel zijn maakt hem hebzuchtig, hatelijk, bang, opgesloten, vals en moe. Hebzuchtig omdat hij tegen elke prijs een beetje van zijn verloren koninkrijk probeert te herwinnen; hatelijk omdat hij zich wil wreken op een samenleving die hem wreedaardig op maat gesneden heeft; bang omdat hij zichzelf ziet als een louter ding tegenover alle andere dingen; opgesloten omdat het de aard is van een ding om anderen buiten te sluiten; vals, want hij zet masker na masker op voor elke persoon of gelegenheid; moe, omdat zoveel energie gaat naar het ophouden van deze schijn-identiteiten in plaats van ze te laten waar ze thuishoren – in en voor anderen. En al deze problemen – en nog veel meer – ontstaan vanuit zijn oorspronkelijk voorwendsel, het Gezichtsspel , wanneer hij zich inbeeldt (ondanks alle bewijzen van het tegendeel) dat hij op 0 cm is wat hij lijkt op 1,5 meter – een massieve, ondoorschijnende, gekleurde, omlijnde brok materie. Hij is kort samengevat buiten zichzelf, excentrisch, van zichzelf vervreemd.

(4) Hij doorziet het Spel. Het spelen wordt tijdelijk gestopt. Dit eerste zien is de eenvoud zelf. Eens opgemerkt is niets duidelijker dan je gezichtsloosheid. De resultaten, inbegrepen vrijheid van hebzucht, haat, angst en bedrog, zijn daarentegen enkel verzekerd zolang aandacht gegeven wordt aan de Helderheid hier (die Vrijheid zelf is) . Flitsen van Helderheid zijn niet voldoende.

(5) Nu begint het echt veeleisende stadium. Hij moet zijn gezichtsloosheid blijven zien waar en wanneer hij kan, tot het zien heel natuurlijk en ononderbroken wordt. Dan is tenslotte het Spel uit. Hij is spel-vrij, Bevrijd, Ontwaakt, Verlicht, waarachtig eerste persoon.

Dit bewuste eerste-persoondom of Verlichting, is de voorbije 4.000 jaar hier en daar uitgebroken en wordt nu veel minder uitzonderlijk. Het zou kunnen exploderen, ondanks de nog altijd enorme weerstanden in de maatschappij. Dit is een geluk want de overleving van onze soort zou wel eens kunnen afhangen van het feit of deze toestand zoniet de universele dan toch minstens de erkende norm wordt, waartegen echte mentale gezondheid afgemeten wordt.

10. Besluit

Het aantal en de variatie van spelen, die voortdurend ontstaan uit het Gezichtsspel , is eindeloos. En de enige manier om er vrij van te zijn is ze bij de bron aan te pakken. Het Gezichtsspel is de wortel en alle andere spelletjes, die mensen spelen, zijn enkel de takken en twijgen. In dat geval is het logisch om op de wortel in te hakken en de takken uit zichzelf te laten vergaan.

Totdat ze uitgetest worden, zijn dit enkel woorden. Dit is een werkhypothese en haar testen is niet noodzakelijk zo moeilijk als het lijkt. Al is het Gezichtsspel universeel, toch wordt het meer en meer duidelijk dat het absurd en onpraktisch is.

Terug naar boven>

Headless on Youtube
Full book catalogue
Headless on Instagram

Click here for Headless Podcasts
Click here for workshops with Richard Lang


Click here for information on online hangouts
Click here for an app to connect with Headless friends
Click here fora free e-course
Click here for our online shop
Click here to get the free Headless iPhone app
Click here for downloadable videos of Douglas Harding
Click here for the Latest News
Click here to Donate