Over Bewust Zijn

D.E. Harding

Het leven draait om bewustzijn. Dat is tenminste waar ik mijn leven graag om zou laten draaien.

Aan het einde ervan wil ik in staat zijn om oprecht te zeggen dat ik bewust was – wakker, aandachtig voor wat zich voordoet, niet dromend of ‘uit eten’.

Ik bedoel natuurlijk niet de hele tijd bewust, maar dikwijls, in toenemende mate, naar best vermogen. Uiteraard heb ik graag aangename gevoelens, geniet van piekervaringen als ze zich voordoen, duik misschien zelfs in mystieke werelden. Maar als ze niet het ervaren omvatten van wie al dit soort snoepjes ontvangt, dan zijn ze een soort val in onbewustzijn en (op zijn best) aangename vakanties, weg van de hoofdtaak van mijn leven – namelijk echt bewust zijn. Dat wil zeggen zelf-bewust en uiteindelijk Zelf-bewust.

Dat waren mijn eerste bedenkingen toen ik hoorde van AWARE (‘BEWUST’, de naam van het tijdschrift dat dit artikel eerst publiceerde). Ik werd herinnerd aan die praatzieke vogels in ‘Eiland’ van Aldous Huxley, die de woudloper deden schrikken door zonder ophouden ‘Aandacht!’ uit te krijsen. Ze waren onder Boeddhistische invloed gekomen. En hun boodschap staat inderdaad centraal in die religie.

Mindfulness, of aandacht, of bewustzijn vormt het hart van het Boeddhisme. Het is niet alleen het pad naar verlichting, maar verlichting zelf – die “toestand” die beschreven zou kunnen worden als volledig bewustzijn.

Bewustzijn van wat precies?

Duidelijk niet van gelijk wat. Het object of de inhoud van bewustzijn doet er net zo veel toe als zijn intensiteit of standvastigheid. Welke monnik in een geel kleed zou meer mindful (minder afwezig) kunnen zijn dan de lijster die op dit moment een worm uit mijn grasveld trekt? Welke heilige man kan meer op één ding gericht worden dan hij was als kind, met de bal spelend op het gras? Het opgaan van vogel en baby in wat er gebeurt is vrijwel volledig – zolang het duurt.

Maar geen van beiden is verlicht. Toegegeven, ze zijn niet misleid, zoals de meeste van ons volwassenen de hele tijd. Anderzijds zijn ze zeker niet zelf-bewust – zelfs niet in de beperkte mate dat wij zelf-bewust zijn. (Die vogel ziet zijn aanwezigheid over het hoofd; de wijze ziet zijn afwezigheid – een heel andere levenswijze, zoals we nu voor onszelf zullen vaststellen.) En het kind en de vogel moeten we zeker niet imiteren, zelfs als we wisten hoe.

Maar we lopen vooruit. Laat ons stap voor stap beginnen en meer in detail de drie stadia onderscheiden in de ontwikkeling van bewustzijn – stadia die in gelijke mate van toepassing zijn voor de evolutie van de mensheid in het algemeen en van het individu in het bijzonder.

Zuiver voor het gemak zal ik deze stadia noemen: (1) Primitief (ondermenselijk) bewustzijn, (2) Menselijk (gebrek aan) bewustzijn, en (3) Verlicht (bovenmenselijk) bewustzijn.

Primitief (ondermenselijk) bewustzijn


Aan de voorbeelden van de lijster met de worm en de baby met de bal zouden we de worm zelf (voor zijn dodelijke ontmoeting met de lijster) kunnen toevoegen, geduldig aftastend en zoekend en een afgevallen blad in zijn nest passend. (Hoe dat schattig ding dat doet met zo’n lichaam is een mirakel van handigheid - en aandacht. Jij of ik zouden er, met gebruik van alle tien onze vingers, een job aan hebben!) En waarom het voorbeeld niet toevoegen van één van de zenuwcellen van dat begaafde schepsel (die allemaal ongeweten betrokken zijn bij diezelfde moeilijke taak van blad-werk), terwijl ze zich enkel bemoeit met haar eigen cellulaire zaak van aandacht hebben voor elke inkomende zenuwboodschap en het doorgeven ervan aan de juiste gebieden?


In feite wil ik nog veel verder gaan en suggereren dat het innerlijke verhaal van elke cel van de worm en van elke molecule van die cel, en zo verder tot welke ultieme eenheden of bouwstenen van de “fysieke” wereld er ook mogen zijn, niets anders is dan bewustzijn. Bewustzijn van haar gezellen, van haar wereld. Hoe zou haar reactie op hen anders zo precies, gepast of consistent kunnen zijn? Elk deeltje “kent” zijn taak volmaakt en voert haar uitstekend uit: het neemt op (let op de woorden) en past zich nauwkeurig aan aan de massa en positie en beweging van al de andere deeltjes, overal.

Als dat geen bewustzijn is! Geen elektron, geen atoom, geen molecule, geen cel, geen vogel, geen dier is ooit ‘even uit eten’, of wordt ooit schuldig bevonden aan rijden (of vliegen, of zwemmen, of kruipen, of welke manier van bewegen hij ook verkiest) zonder gepaste aandacht en concentratie. Maar mijn boodschap is niet gericht aan die overweldigende meerderheid van bewoners van het universum – de voorzichtige en zorgzame types die haar niet nodig hebben – maar aan ons, kosmische delinquenten en warhoofden die haar hard nodig hebben. Aan de enige verstrooide schepselen in het gekende universum.

Menselijk (gebrek aan) bewustzijn

Laat ons eens dieper ingaan op wat er met ons gebeurd is, op de tweede fase:

Veronderstel dat ik een goede vogelobservator ben en vaststel dat ik gefascineerd ben door het gedrag van die lijster. Ik neem me voor om te tellen hoeveel wormen hij per uur kan vangen.

Al ben ik geboeid en zelfs ontzet, toch stel ik vast dat ik, na luttele minuten van aandacht voor dat zwelgend, geconcentreerd werkend schepsel op de grond, afdwaal. Ik ben vertrokken voor een reis in mijn verbeelding, misschien over mijn plannen om dit artikel te schrijven met de lijster in de hoofdrol, of over de buikpijn die zij zeker zal krijgen als zij zo voortgaat. Of me afvragend hoe het voelt om een worm te zijn als ze naar je pikken en je uitrekken alsof je een elastiekje was, en dan doorgesneden te worden in kronkelende vogelporties.

Ondertussen doet de vogel natuurlijk ongezien voort. Zelfs de tuin verdwijnt uit mijn gedachten, want ik word meegevoerd in verheven beschouwingen over die lieve oude Moeder Natuur, zo ‘rood in tand en klauw’ en bek; en nog meer verheven beschouwingen over het probleem van pijn in het universum. Ik eindig mijn ochtendlijke taak van ‘vogelobservatie’ met me af te vragen wat ik als middagmaal zal krijgen – vaag hopend dat het geen spaghetti zal zijn!

Zuivere aandacht voor wat er nu gebeurt, vrij van geheugen, vooruitzien, oordeel: we moeten het onder ogen zien, voor ons mensen is dat vrijwel onmogelijk. We zien waar we naar zoeken, wat ons gezegd wordt te zien, wat de taal ons toelaat te zien, wat van enig nut voor ons kan zijn – zelfs als we, hoe kort ook, intens naar de worm staren, of de vogel, de baby, de bloem, wat dan ook, ons best doend om het te zien zoals het is. Meer nog, ik vrees dat hoe ouder en beter geïnformeerd we worden, hoe meer verstrooid (om niet te zeggen warrig!) we worden. De verstrooide professor is niet zo maar een verhaaltje, verspreid door ongemanierde studenten. Kookte Isaac Newton zelf zijn horloge niet, terwijl hij de tijd bijhield met zijn ei?

In zeker opzicht was Newton natuurlijk een van de meest bewuste mensen van zijn tijd, van alle tijden. Hij was een reus, die observeerde…. maar wat observeerde hij niet? En zonder twijfel worden we ons allemaal bewust van meer en meer naarmate we opgroeien. Het veld van aandacht en zijn topografie breiden prachtig uit. Maar deze winst wordt teniet gedaan door het feit dat ons bewustzijn meer en meer vervuild geraakt met verbaal commentaar, met toegevoegd mentaal spul dat onze observatie vertroebelt en bijna uitwist. We zien de wereld door een dikker wordende mist. Voor sommigen onder ons is de zichtbaarheid zo herleid dat ze ‘gek’ verklaard worden. We beginnen in een eigen droomwereld te leven, helemaal zonder contact met de ‘realiteit’ en met nood aan professionele zorg. Boeddhisten vertellen ons dat we allemaal in zekere mate zo gek zijn – tot we verlicht zijn.

Ze zeggen verder dat dit falen, om aandacht te geven aan wat is, ons ongeluk is, ons fundamenteel probleem. ‘De weg,’ zegt de Boeddha, ‘om problemen en disharmonie op te lossen, om voorbij lichamelijk en mentaal lijden te geraken en het pad te betreden, dat leidt naar Nirwana, is het beoefenen van mindfulness – leven in aandacht’ - leven in aandacht voor het lichaam, gewaarwordingen, geestelijke toestanden, concepten. Wat aangeeft hoe nuttig het onderwerp van discussie is. We willen allemaal minder lijden en onze diepste angsten opgelost zien. Bewustzijn, zeggen ze ons, is de weg.

Wat moeten we doen? Eén ding is zeker van bij het begin: we kunnen niet terugkeren naar onze kindertijd en zeker niet naar het gericht zijn op één ding van de niet-mensen. Maar we kunnen onszelf verder oefenen in mindfulness, net zoals mensen zich oefenen in kunstschaatsen, of schaken, of zingen, stap voor stap onder begeleiding van experten.

Theravada Boeddhisme bestaat in grote mate uit deze training in mindfulness. Er is bijvoorbeeld de oefening van loopmeditatie: wandelen met een hele trage beweging, waarbij elke kleine gewaarwording van aanraking, spanning en spierbeweging nauwkeurig opgemerkt wordt. (Voor de oneerbiedige toeschouwer lijkt het of je teruggekeerd bent naar het reptielenstadium van onze voorouderlijke geschiedenis; maar wie maalt daar om als de aangekondigde beloningen zo groot zijn?) Of ademen in aandacht, wanneer de beoefenaar misschien uren lang zijn in- en uitademingen ‘waarneemt’ en telt. In het begin vergeet hij snel wat hij verondersteld wordt te doen en stopt met tellen, maar met volgehouden oefening verbetert dit. En zo ook met alle taken van de dag: aan- en uitkleden met aandacht, eten en naar het toilet gaan in aandacht, enzovoort, tot elk moment gered is van onbewustheid.

Omdat het zoveel tijd en inspanning vraagt is het maar goed dat de aangekondigde voordelen van zo’n discipline indrukwekkend zijn. Hier zijn vijf daarvan. Ten eerste: wat je met aandacht doet, wordt beter gedaan. Observeer je bezoekers als ze helpen bij de vaat: zij die dat in aandacht doen verzetten dubbel zoveel werk als de anderen, zonder iets te breken en laten (godzijdank!) alles proper achter. Ten tweede genieten ze zelfs van de vaat doen. Want het is niet de repetitiviteit van een taak die haar vervelend maakt, maar het geen aandacht schenken. Ten derde komt een groot deel van onze angst en pijn door het in het huidige moment brengen van zaken die daar niet horen! Hoeveel echte pijn lijden we bij de tandarts? Ten vierde zijn de beloningen op lange termijn van deze training sereniteit, onthechting, zelfkennis. Hoe meer van onszelf we in ons bewustzijn kunnen brengen, hoe minder het ons hindert.

De vijfde en belangrijkste reden voor het beoefenen van mindfulness is om te promoveren van wat ervaren wordt naar WIE het ervaart. Kortom: verlichting.

Theravada Boeddhisme legt de nadruk op deze lange en zware voorafgaande training. Het laat geen binnenwegen toe naar het Nirwana. Nogal ontmoedigend voor mensen zoals ik, en durf ik te stellen zoals jij, die terughoudend zijn om zo’n prijs te betalen voor wat onbekende producten moeten zijn! Ik ben gierig als het erop aankomt om zo’n dure kat in een zak te kopen.

Maar laat ons moed vatten. Er zijn andere wegen. De grote Japanse Zenmeester Ummon heeft troostende woorden voor ons: “Zen stelt verlichting op de eerste plaats; werk je slechte karma daarna weg.” Neem je TV nu in ontvangst, begin vandaag te kijken, betaal later. En wat bijzonder aantrekkelijk is aan deze aanbieding is dat het kijken het betalen is! Je geraakt verlicht door het te doen. Een andere grote meester, Ramana Maharshi van Tiruvannamalai, werd het nooit beu om zijn ongelovige volgelingen te vertellen dat verlichting of bevrijding de makkelijkste, meest eenvoudige, meest natuurlijke zaak ter wereld is: Wie je werkelijk bent is duidelijker dan een stuk fruit in de palm van je hand.

Wel, als het ultieme Bewustzijn zo beschikbaar is als deze en vele andere erkende experten beweren, laat ons het dan verwerven voor we het einde van deze bladzijden bereiken. Nee, ik hou je niet voor de gek! Tien minuten moet meer dan voldoende zijn.

Verlicht (bovenmenselijk) bewustzijn

Sta me toe om je aandacht te richten op je actuele ervaring, op hoe het is met jou op dit moment, wanneer je (zo goed mogelijk) je herinnering en verbeelding en verlangen laat vallen, en gewoon afgaat op wat gegeven is. Wil je alsjeblieft als een kind zijn samen met mij, voor een paar minuutjes maar?

Je neemt een bladzijde in je op, bedekt met lijnen van zwarte tekens (deze gedrukte woorden) en vastgehouden door twee handen, waarvan de vingers voor het grootste deel niet zichtbaar zijn. Merk op, terwijl je rechtuit blijft kijken naar deze gedrukte tekst, hoe deze twee handen verbonden zijn met armen die vaag worden en helemaal verdwijnen een eind voor je schouders (welke schouders?). En neem nu waar hoe, tussen deze vage armen, zich een borstgebied uitstrekt dat zelf vaag wordt en verdwijnt een stuk voor enige nek (welke nek?). Probeer nu met je vinger de ‘neklijn’ te volgen waar je borst stopt. Merk op wat jouw kant is, de nabije kant, van deze permanente decolleté.

(Vreemd, nietwaar, hoe volledig we deze nabije gebieden over het hoofd zien en weigeren te zien wat we zien daar waar het zien het belangrijkste is en oneerlijkheid een ramp.)

Een ander voorbeeld: tuur jij nu, in jouw eigen ervaring uit de eerste hand, naar deze zwarte tekens door twee (ik herhaal: twee) kleine vensters in een bolvormige, behaarde uitkijkpost die een hoofd wordt genoemd? Zo ja, wees dan zo goed te beschrijven hoe het daar binnen is. Overvol? Halfduister? Akelig? Klein?

Of is het in feite zo dat, vertrekkend van het aanwezige bewijs, je helemaal niets vindt precies hier waar je dacht dat je pronkte met een hoofd, niets dan ruimte? Ruimte die wat bevat? Ruimte gevuld met deze woorden, deze bladzijden, deze armen en borst? Vlekkeloze en grenzeloze beschikbaarheid of ruimte, zich van zichzelf bewust als leeg – en gevuld met deze dingen, het altijd-veranderende tafereel opnemend? Ruimte soms ook voor je gezicht en hoofd en schouders– waar jij ze vindt en bewaart – daarginds achter je spiegel, verkleind, ‘verkeerd’ gedraaid, en een meter verwijderd van je torso?

Ja, je hebt het door! Je ziet met volledige helderheid Wie en wat je altijd geweest bent, namelijk deze Verdwijning ten voordele van anderen, deze Leegte die zich bewust is van zichzelf als niet-iets en daardoor alle dingen. Hoe konden we dit meest duidelijke van alle zichten niet zien, eens onze aandacht erop gevestigd wordt?

Proficiat! Je bent verlicht! Je was het altijd.

Maar nu komt het moeilijke deel. Zien wat je werkelijk bent is zowat de makkelijkste zaak van de wereld om te doen, en zowat het moeilijkste om te blijven doen – in het begin. Normaal vergt het maanden en jaren en decennia van terug naar huis komen, naar de plek die je bezet (of beter niet bezet – de wereld doet dat) voordat je de vaardigheid leert om gecenterd te blijven, binnen te blijven, te leven vanuit je ruimte in plaats van vanuit je gezicht. Desondanks, nu je weet hoe je daar moet geraken, kan je je thuis bezoeken wanneer je maar wilt en in welke gemoedstoestand ook. En eens de grens over ben je hier volmaakt thuis, kan je niets verkeerd doen. Oefening baart geen kunst hier: je beheerst de kunst van bij de start. Je kunt je hoofdloosheid niet half zien nu, of de helft ervan zien. Er zijn geen gradaties van verlichting: het is alles of niets.

Natuurlijk zijn er vele, vele wegen die terug leiden naar de thuis die je nooit echt verlaten hebt.

Laat me je vertellen over deze die ik bijzonder nuttig vind. Daartussen zal je er vinden die geschikt zijn voor jou.

Hoe het in stand te houden

Eender welk gezicht daar is voldoende om de illusie van een gezicht hier boven mijn schouders, dat dat gezicht opneemt, op te doen lossen. Hoe zou ik jouw gezicht kunnen ontvangen met al zijn kleurrijke details als het geblokkeerd werd aan deze kant door eender wat? Ik stel vast dat ik nooit, nooit, gezicht tegenover gezicht ben geweest met iemand. Deze permanente asymmetrie is het begin van liefde en het einde van angst. Me voorstellen dat ik hier enig schild of muur heb om jou mee buiten te houden is jou verwerpen, afscheiding van en angst en zelfs haat voor jou. De remedie is te zien dat ik open gemaakt ben, open voor het liefhebben.

Mijn spiegel bevestigt dit wijd-open zijn precies hier waar ik ben. Precies dat wat mij lang geleden een gezicht opzette bevrijdt me er nu van. Nu kijk ik in de spiegel precies om te zien wat ik niet ben!

En als het me voorkomt dat dit allemaal heel visueel is en dat ik dit massieve ding hier, dat deze schijnbare leegte in het centrum van mijn wereld opvult, echt kan voelen, wel dan begin ik dit ding te strelen en knijpen en stompen. Alleen om vast te stellen dat het nog altijd helemaal geen ding is, laat staan een roze en wit en behaard en ondoorzichtig en alles-uit-één-stuk ding. Ik vind in plaats daarvan een opeenvolging van gewaarwordingen van aanraking, die niet meer substantie hebben dan de geluiden en geuren en smaken enzovoort, die ook komen en gaan in dezelfde ruimte.

En als ik me begin af te vragen hoe in ’s hemelsnaam ik dit zou kunnen uitleggen aan een blinde, wel dan ‘word ik blind’. Ik sluit mijn ogen (welke ogen?) en begin te zoeken naar mijn vorm, mijn grenzen, mijn lengte en breedte, mijn geslacht… precies al die zaken waarmee ik mij geïdentificeerd had. En ik ontdek dat geen een van hen nu gevonden kan worden. Ik ben nog altijd stille, grenzeloze ruimte waar gewaarwordingen in kunnen verschijnen, alias stilte voor deze voorbijgaande geluiden, alias geen-geest die deze optocht van gedachten en gevoelens gastvrij ontvangt. Ik ben niemand, leeggehaald. Toch voel ik geen verlies. Integendeel: ik ben me bewust van mezelf als ongekwetst, op mijn gemak, bevrijd van een zware last. Het volstaat me om gewoon te zijn. IK BEN voelt onvergelijkelijk veel beter dan, natuurlijker dan IK BEN IEMAND.

En als ik vermoed dat het niet in passieve contemplatie maar in actie is dat ik die ontbrekende iemand terug zal vinden, wel dan kom ik in beweging. Enkel om te ontdekken dat ik nooit beweeg! Het is het landschap dat wandelt, jogt, loopt, rijdt, danst door mij. De ruimte hier dient voor dingen om in rond te bewegen, niet om te bewegen. Mag ik suggereren dat je dit controleert door nu recht te staan en ter plaatse rond te draaien. In jouw onbewerkte ervaring: ben jij het die rond en rond draait, of de kamer?

Maar hoe verzoen je deze bewegende, hoofdige, begrensde, ondoorzichtige mens waar jij me voor aanziet, met mijn ontkenning van dat alles? Wie heeft gelijk?

We hebben allebei gelijk. Waar ik mee overeenstem hangt er van af van welke afstand jij naar mij kijkt. Op twee meter van dit centrum zie je een mens. Als je dichterbij komt zie je een gezicht, een stukje huid, en dan (als je de juiste instrumenten hebt) weefsels, cellen, moleculen … tot ik, bij het contactpunt, verdwenen ben en jij mijn beeld van mezelf precies hier bevestigt. Of, terugtrekkend uit dit centrum, zie je een huis, een stad, een land, een planeet, een ster (het zonnestelsel), een sterrenstelsel (de Melkweg) en opnieuw, uiteindelijk, helemaal niets. Jouw beeld van mij en mijn beeld van mij bevestigen elkaar en vullen elkaar aan.

Het einde van de droom

Nu je je ware Natuur gezien hebt en waardeert wat je ziet, zal je je eigen geheugensteuntjes ontdekken om te blijven zien, tot het zien heel natuurlijk en moeiteloos wordt. Sommige experimenten en aanwijzingen die ik vermeldde zullen zonder twijfel ook voor jou werken. Als je echt het bewuste leven wilt leiden, wilt ontwaken uit de sociale droom, wilt zijn Wie je bent, dan zal alles je ter hulp springen en je duwen in de richting van dat hoogste doel.

Het bereiken is je realiseren dat je het nooit verlaten hebt. Eerder dan je bewust worden ervaar je Bewustzijn als je eigenste wezen.

Terug naar boven>

Headless on Youtube
Full book catalogue
Headless on Instagram

Click here for Headless Podcasts
Click here for workshops with Richard Lang


Click here for information on online hangouts
Click here for an app to connect with Headless friends
Click here fora free e-course
Click here for our online shop
Click here to get the free Headless iPhone app
Click here for downloadable videos of Douglas Harding
Click here for the Latest News
Click here to Donate